vārdnīca arābu - holandiešu

العربية - Nederlands, Vlaams

خبز holandiešu valodā:

1. brood brood


Waar is al het brood gebleven?
Brood en spelen.
Ze verdienen hun brood met het verzamelen en verkopen van oude kranten.
Helaas is het recept van het brood "Susi" een geheim dat goed wordt bewaard door Susanne.
Neen, u vergist zich, mijnheer: uw brood is minder vers dan het mijne.
De bakker is geweldig. Ik zie wel brood in hem.
Nu, ik bak brood, luister naar muziek, of lees een beeldverhaal.
Boter, brood en groene kaas; wie dat niet zeggen kan, is geen oprechte Fries.
Als ze geen brood hebben, laat ze dan taart eten!
Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Een hongerige maag denkt alleen nog aan brood.
Mijn moeder bakt elke morgen brood.
De één zijn dood is de ander zijn brood.
Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.
Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.

2. bakken bakken


bakte. bakten. gebakken
bakken, bakte, gebakken. Grootmoeder bakte heerlijke wafels voor ons. De bakker heeft weer lekker vers brood gebakken.
Het is buiten zo warm dat je een ei kunt bakken.