1. bespreken
1. een kamer in een hotel bespreken 2. een probleem bespreken 3. een boek bespreken
een kamer in een hotel bespreken
Ik zal dat met hem bespreken als hij nog eens komt.
Zullen we dit bespreken onder een kop koffie?
Ik zal het probleem uitvoerig met je bespreken.
Alleen ga ik niet naar de cinema, want na de film wens ik die graag te bespreken met iemand.
Ze bespreken het probleem.
Ik heb een urgente zaak met je te bespreken.
Holandiešu vārds "discuss"(bespreken) notiek komplektos:
unit 3 lesson 32. overleggen
Het is nodig dat we overleggen over hoe het gedaan moet worden.
Laten we het probleem met hen overleggen.