vārdnīca turku - holandiešu

Türkçe - Nederlands, Vlaams

uygun holandiešu valodā:

1. passen passen


Mag ik deze jurk passen?
Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.
Het is moeilijk dit verhaal aan te passen voor kinderen.
Met passen en meten wordt de tijd versleten.
Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen, antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."
Jeans passen bij alles.
Hij was op drie passen van de trap.
Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?
Toen ik vier jaar geleden naar de Verenigde Staten verhuisde, had ik moeite om me aan te passen aan een nieuwe taal en cultuur.
Er passen krap vijftig mensen in deze zaal.
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.
Deze rok bevalt mij, mag ik hem even passen?
We passen de modernste methode toe.

2. gemakkelijk gemakkelijk


Het is nooit gemakkelijk te bepalen of hij al dan niet serieus is.
Ze antwoordde gemakkelijk.
Eerst vond hij Engels heel moeilijk, maar nu vindt hij het gemakkelijk.
Wiskunde is een gemakkelijk onderwerp voor mij.
Wie een hond wil slaan, kan gemakkelijk een stok vinden.
De gelijkberechtiging en het behoud van de talen zouden enkel kunnen gegarandeerd worden, indien de Europese Unie een neutrale, gemakkelijk te leren, geleidelijk invoerbare brugtaal zou aannemen als hulptaal tussen zijn volkeren.
We vergeten gemakkelijk wat ons niet interesseert.
Wat goed bedacht is wordt duidelijk gezegd, en de woorden om het te zeggen komen gemakkelijk.
Gemakkelijk, geen probleem.
Reizen naar nieuwe plaatsen is interessant en kan moeilijk zijn. Esperanto maakt ook dat gemakkelijk.
Het is gemakkelijk getallen samen te tellen met een rekenmachine.
Hij is een zeer begrijpend persoon, samenleven met hem is echt gemakkelijk.
Een mens die onopzettelijk gezondigd heeft vergeeft God gemakkelijk.
Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.
Sommige geuren kunnen gemakkelijk jeugdherinneringen laten opduiken.

3. relevant relevant



4. geschikt


Ik ben geen kunstenaar. Daar ben ik helemaal niet geschikt voor.
Esperanto is een levende taal, die zeer geschikt is voor internationale communicatie.
Ze denken dat hij niet geschikt is voor deze taak.
Dat boek is geschikt voor beginners.
Elke soort papier is geschikt.
Belegen kaas is geschikt als je een korstje op de ovenschotel wilt, maar als de kaas alleen moet smelten, kun je beter jonge kaas gebruiken.
Welke dieren zijn het meest geschikt als huisdier voor kinderen?
Het weer was geschikt om te oogsten.

5. gepast


Wat gepast is in een gezelschap, kan ongepast zijn in een ander.