De populairste Engelse woorden 701 - 750

 0    50 speciālā zīme    Engnl1000
lejupielādēt mp3 Drukāt spēlēt pārbaudiet sevi
 
jautājums atbilde
boat
We're going to buy a boat next year.
sākt mācīties
de boot
We denken volgend jaar een boot te kopen.
blue
The sky is bue.
sākt mācīties
blauw
De hemel is blauw.
seeing
Present participle van "to see"
Seeing is believing.
sākt mācīties
zien
Zien is geloven.
hotel
I want to book a room in your hotel.
sākt mācīties
het hotel
Ik wil graag een kamer in uw hotel boeken.
speaking
Present participle van "to speak"
I hate speaking in public.
sākt mācīties
spreken
Ik haat het om in het openbaar te spreken.
eight
It's eight in the morning.
sākt mācīties
acht
Het is acht uur 's morgens.
ship
This ship is enormous.
sākt mācīties
het schip
Dat schip is enorm.
continues
he, she, it
He continues reading.
sākt mācīties
doorgaan
Hij gaat met lezen door.
age
I started school at the age of five.
sākt mācīties
de leeftijd
Ik startte op school op 5-jarige leeftijd.
Christ
Jesus Christ.
sākt mācīties
Christus
Jezus Christus.
to murder
He murdered his brother.
sākt mācīties
vermoorden
Hij heeft mijn broer vermoord.
to finish
Have you already finished it?
sākt mācīties
klaar zijn met, eindigen
of "afmaken"
Ben je al klaar ermee?
letter
I sent you a letter a month ago.
sākt mācīties
de brief
Ik heb jou een maand geleden een brief gestuurd.
court
We have to go to court.
sākt mācīties
de rechtbank
We moeten naar de rechtbank.
works
he, she, it
She works in my company.
sākt mācīties
werkt
Ze werkt in mijn bedrijf.
to swear
I swear I didn't do that!
sākt mācīties
zweren
Ik zweer dat ik dat niet heb gedaan.
to expect
What do you expect from me?
sākt mācīties
verwachten
Wat verwachten jullie van mij?
finished
She finished the meal.
sākt mācīties
afmaakte
of "eindigde", "eindigden"
Ze maakte de maltijd af.
bill
Could we have the bill, please?
sākt mācīties
de rekening
Mogen wij de rekening, alstublieft?
giving
Present participle van "to give"
I love giving gifts.
sākt mācīties
geven, bieden
Ik geef wel graag geschenken.
officer
Is he the only officer here?
sākt mācīties
de officier
Is hij de enige officier hier?
present
I'm present.
sākt mācīties
aanwezig
Ik ben aanwezig.
near
The hospital is near our house.
sākt mācīties
dichtbij, dicht bij
Het ziekenhuis staat dicht bij ons huis.
worse
Cheaper doesn't mean worse.
sākt mācīties
slechter
Goedkoper betekent niet slechter.
busy
I'm busy, leave me alone.
sākt mācīties
bezig
Ik ben bezig, laat me alleen.
pain
I can't stand this pain!
sākt mācīties
de pijn
Ik kan deze pijn niet uithouden.
kept
Past simple van "to keep"
My cousin kept a big snake as a pet.
sākt mācīties
hield, hielden
Mijn neef hield een grote slang als huisdier.
ball
She tried to kick the ball.
sākt mācīties
de bal
Ze probeerde een bal te schoppen.
terrible
It was a terrible accident.
sākt mācīties
vreselijk
Het was een vreselijk ongeval.
to fear
I fear nothing!
sākt mācīties
angst hebben
Ik vrees niets!
floor
Our office is on the third floor.
sākt mācīties
de vloer, de etage
Ons kantoor zit op de derde etage.
laughs
he, she, it
She laughs all the time.
sākt mācīties
lacht
Ze lacht de hele tijd.
to wear
Why do you never wear skirts?
sākt mācīties
dragen
Waarom drag je nooit rokken?
kidding
Present participle van "to kid"
I'm just kidding!
sākt mācīties
grapje maken
Ik maak maar een grapje.
sea
Why is the sea blue?
sākt mācīties
de zee
Waarom is de zee blauw?
to fly
I believe I can fly.
sākt mācīties
vliegen
Ik geloof dat ik vliegen kan.
to imagine
Can you imagine it?
sākt mācīties
zich voorstellen
Kan je het voorstellen?
forever
I want to be with you forever.
sākt mācīties
voor altijd
Ik wou bij jou voor altijd zijn.
to count on
You can always count on me.
sākt mācīties
rekenen
Je kan altijd op mij rekenen.
gold
Gold is very expensive.
sākt mācīties
het goud
Het goud is erg duur.
forgot
Past simple van "to forget"
I forgot to tell you that my mother is visiting us.
sākt mācīties
vergat, vergaten
Ik vergat jou te vertellen dat mijn moeder ons bezoeken komt.
radio
We never listen to the radio.
sākt mācīties
de radio
We luisteren nooit naar de radio.
attention
Attention please!
sākt mācīties
de aandacht
Aandacht, alstublieft!
decided
Past simple en past participle van "to decide"
He decided to stay at home.
sākt mācīties
besloot, besloten
Hij besloot thuis te blijven.
idiot
What an idiot!
sākt mācīties
de idioot
Wat een idioot!
French
Does he speak French too?
sākt mācīties
Frans
Spreekt hij ook Frans?
goddamn
I'm tired of this goddamn work!
sākt mācīties
verdomd
Ik heb genoeg van dit verdomde werk!
mistake
Marrying you was a mistake.
sākt mācīties
de fout
Het was een fout met jou te trouwen.
caught
Past simple en past participle van "to catch"
He was caught stealing.
sākt mācīties
betrapt
Hij werd betrapt op stelen.
birthday
Happy birthday!
sākt mācīties
de verjaardag
Fijne verjaardag!

Lai ievietotu komentāru, jums jāpiesakās.