vārdnīca spāņu - holandiešu

español - Nederlands, Vlaams

rico holandiešu valodā:

1. lekker lekker


Wat een lekker warm water in zee!
De groenten, die ik op de markt heb gekocht, zijn vers en lekker.
Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!
Het is lekker!
Zo, lekker kopje koffie.
Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Toen hij zijn naam hoorde, stond de kruising tussen een teckel en een vuilnisbakkenras op van onder de werkbank, waar hij had liggen slapen op de houtkrullen, rekte zich eens lekker uit en rende achter zijn baasje aan.
Trek niet zo'n vies gezicht, die soep is echt heel lekker.
Wilt u aan de chefkok zeggen dat het heel lekker was?
Lekker weertje hè?
Slaap lekker, Timmy.
Mijn vader zal morgen lekker eten voor mij klaarmaken.
Geen drank heb ik liever dan lekker water.
Ik ben niet lekker geworden van de oesters die ik gisteravond gegeten heb.

2. rijk rijk


Hij werd rijk.
Hij is rijk genoeg om twee auto's te kopen.
Ze is rijk maar ongelukkig.
Ik wenste dat ik rijk was.
Als hij niet lui geweest was, had hij rijk kunnen zijn.
Hij is rijk. Ge zoudt het moeten proberen.
Als men rijk is heeft men vele vrienden.
Het Romeinse rijk heeft duizend jaar bestaan.
Als ik rijk was, zou ik naar het buitenland gaan.
Mijn kleermaker is rijk.
Zij vergrootten het grondgebied van hun rijk.
Rijk is, wie aan niemand schuld heeft.
Als ik toen dat schilderij gekocht had, was ik nu rijk.
Hij heeft dag en nacht gewerkt om rijk te worden.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.