vārdnīca lietuviešu - holandiešu

lietuvių kalba - Nederlands, Vlaams

žvilgsnis holandiešu valodā:

1. zicht


Deze bomen nemen het zicht weg.
Een mistgordijn belemmerde ons zicht.
Het kindje vermaakte zicht met een kattenstaart.
Het zicht op de zee vanaf de bergtop is mooi.
Het meelijwekkend zicht deed ons wenen.
Ik herkende Mary bij het eerste zicht.
De dood is enkel een horizon; en een horizon is niets dan alleen maar de limiet van ons zicht.
Hebt ge een tafel met zicht op de oceaan?

2. staren


Terwijl ze het pak voor Dima haalde, merkte de verkoopster op dat hij bloedvlekken op zijn overhemd had, en kon er alleen maar geschokt naar staren.

3. blik


Nou... zuchtte Dima, keerde zich vervolgens naar de verkoopster en wierp haar een moordzuchtige blik toe, "ik geloof dat ik nu geen keus heb..."
Ik heb niets om het blik te openen.
Zij wendde de blik af.
Uw zuster heeft een adellijke blik, net een prinses.

4. glimp


Ze ving een glimp van hem op terwijl hij door de menigte liep.
Sommige dromen zijn een glimp van de toekomst.