My lesson

 0    89 speciālā zīme    kamilpiasecki9
lejupielādēt mp3 Drukāt spēlēt pārbaudiet sevi
 
jautājums atbilde
Een voetbalveld
De kinderen spelen op een voetbalveld.
sākt mācīties
a football field
The children are playing on a football field.
Een kuiketje
Het kuiketje loopt achter de kip.
sākt mācīties
a chick
The chick walks behind the hen.
Een varken
Het varken ligt in de modder.
sākt mācīties
a pig
The pig lies in the mud.
Een duif
Er zit een duif op het dak.
sākt mācīties
a pigeon
There is a pigeon on the roof.
heel veel
Lara eet heel veel pralines.
sākt mācīties
a lot
Lara eats a lot of pralines.
Vaak
Ik ga vaak naar de winkel.
sākt mācīties
often
I often go to the store.
Afvallen
Ik wil afvallen voor de zomer.
sākt mācīties
to lose weight
I want to lose weight before summer.
Ik sta in de file
Ik sta elke ochtend in de file.
sākt mācīties
I'm stuck in traffic
I'm stuck in traffic every morning.
Meestal
Meestal drink ik koffie in de ochtend.
sākt mācīties
usually
I usually drink coffee in the morning.
Babbelen in de klas
De kinderen babbelen in de klas.
sākt mācīties
chatting in class
The children are chatting in class.
Sturen
Ik ga een e-mail sturen.
sākt mācīties
to send
I'm going to send an email.
De familie bestaat uit
De familie bestaat uit vier personen.
sākt mācīties
The family consists of
The family consists of four people.
Het bestaat
Een goede oplossing bestaat altijd.
sākt mācīties
it exists
A good solution always exists.
Mijn presentatie bestaat uit
Mijn presentatie bestaat uit drie delen.
sākt mācīties
my presentation consists of
My presentation consists of three parts.
Kleren
Ik koop graag nieuwe kleren.
sākt mācīties
clothes
I like to buy new clothes.
Verder
We wandelen verder langs het pad.
sākt mācīties
further
We walk further along the path.
Ondergoed
Ik draag schoon ondergoed.
sākt mācīties
underwear
I wear clean underwear.
Plek
Dit is een mooie plek voor een picknick.
sākt mācīties
place
This is a nice place for a picnic.
Ruiken
Ik kan bloemen ruiken in de tuin.
sākt mācīties
to smell
I can smell flowers in the garden.
Fris
Het is een beetje fris buiten.
sākt mācīties
fresh/cool
It is a bit cool outside.
Het stinkt
Het afval stinkt.
sākt mācīties
it stinks
The garbage stinks.
Het afval
Het afval moet naar buiten.
sākt mācīties
the garbage
The garbage must go outside.
Vies
Mijn handen zijn vies na het werk.
sākt mācīties
dirty
My hands are dirty after work.
Vers van de pers
Deze krant is vers van de pers.
sākt mācīties
fresh off the press
This newspaper is fresh off the press.
Ergens anders
We gaan dit weekend ergens anders naartoe.
sākt mācīties
somewhere else
We're going somewhere else this weekend.
Goud
Ze won goud op de Olympische Spelen.
sākt mācīties
gold
She won gold at the Olympics.
Zilver
Hij kreeg zilver voor zijn werk.
sākt mācīties
silver
He got silver for his work.
Brons
Het team kreeg brons.
sākt mācīties
bronze
The team got bronze.
Vegen
Ik ga de vloer vegen.
sākt mācīties
to sweep
I'm going to sweep the floor.
Regelmatig
Ik sport regelmatig.
sākt mācīties
regularly
I exercise regularly.
Sommige
Sommige mensen houden niet van kaas.
sākt mācīties
some
Some people don’t like cheese.
Aankopen terugsturen
Je kan de aankopen terugsturen binnen 14 dagen.
sākt mācīties
to return purchases
You can return purchases within 14 days.
Onderhand uur
De film duurt een onderhand uur.
sākt mācīties
an hour and a half
The movie lasts an hour and a half.
Drie kwartier
De les duurt drie kwartier.
sākt mācīties
three quarters of an hour
The lesson lasts three quarters of an hour.
Een kwartier
Ik wacht al een kwartier.
sākt mācīties
a quarter of an hour
I’ve been waiting for a quarter of an hour.
Een anderhalve dag
Ik blijf hier een anderhalve dag.
sākt mācīties
one and a half day
I’ll stay here one and a half day.
Ik ga naar het park om in de zon te liggen
Ik ga naar het park om in de zon te liggen.
sākt mācīties
I go to the park to lie in the sun
I go to the park to lie in the sun.
Om te
Ik heb tijd nodig om te studeren.
sākt mācīties
in order to
I need time in order to study.
Ik heb 45 minuten om mijn presentatie te geven
Ik heb 45 minuten om mijn presentatie te geven.
sākt mācīties
I have 45 minutes to give my presentation
I have 45 minutes to give my presentation.
Had je geen tijd om je nieuwe collega’s te leren kennen?
Had je geen tijd om je nieuwe collega’s te leren kennen?
sākt mācīties
Didn't you have time to get to know your new colleagues?
Didn't you have time to get to know your new colleagues?
Het is vervelend om in de regen en wind te fietsen
Het is vervelend om in de regen en wind te fietsen.
sākt mācīties
It's annoying to cycle in the rain and wind
It's annoying to cycle in the rain and wind.
De koffie is nog te heet om te drinken
De koffie is nog te heet om te drinken.
sākt mācīties
The coffee is still too hot to drink
The coffee is still too hot to drink.
Het is vervelend om af te wassen
Het is vervelend om af te wassen.
sākt mācīties
It's annoying to do the dishes
It's annoying to do the dishes.
Hij vindt het lekker om frietjes te eten
Hij vindt het lekker om frietjes te eten.
sākt mācīties
He likes to eat fries
He likes to eat fries.
Gebruiken
Ik wil mijn computer gebruiken.
sākt mācīties
to use
I want to use my computer.
Ik wil een nieuwe fiets kopen
Ik wil een nieuwe fiets kopen.
sākt mācīties
I want to buy a new bike
I want to buy a new bike.
Ik begin te werken
Ik begin te werken om 8 uur.
sākt mācīties
I start to work
I start to work at 8 o'clock.
Het is zeven uur's morgens
Het is zeven uur's morgens.
sākt mācīties
It is seven o'clock in the morning
It is seven o'clock in the morning.
Het is zeven uur's avonds
Het is zeven uur's avonds.
sākt mācīties
It is seven o'clock in the evening
It is seven o'clock in the evening.
Het is tien uur in de voormiddag
Het is tien uur in de voormiddag.
sākt mācīties
It is ten o'clock in the forenoon
It is ten o'clock in the forenoon.
Hoe laat begint de les?
Hoe laat begint de les? Om 8:30 u.
sākt mācīties
What time does the class start?
What time does the class start? At 8:30.
De bus komt over 10 minuten
De bus komt over 10 minuten.
sākt mācīties
The bus arrives in 10 minutes
The bus arrives in 10 minutes.
Ik zal het nakijken
Ik zal het nakijken en je laten weten.
sākt mācīties
I will check it
I will check it and let you know.
Ik zal checken
Ik zal checken of de winkel open is.
sākt mācīties
I will check
I will check if the store is open.
Ik ga het checken
Ik ga het checken op mijn computer.
sākt mācīties
I'm going to check it
I'm going to check it on my computer.
Hoofdpodium
Het concert vond plaats op het hoofdpodium.
sākt mācīties
main stage
The concert took place on the main stage.
Bekende
Hij is een bekende acteur in België.
sākt mācīties
famous/well-known
He is a well-known actor in Belgium.
Helemaal
Ik ben het helemaal met je eens.
sākt mācīties
completely
I completely agree with you.
De brand
De brand werd snel geblust.
sākt mācīties
the fire
The fire was quickly extinguished.
Het vuur
Het vuur brandt nog steeds.
sākt mācīties
the fire/flame
The fire is still burning.
Vlaam
Er kwam een grote vlaam uit het fornuis.
sākt mācīties
flame
A big flame came from the stove.
Branden
Het hout begint te branden.
sākt mācīties
to burn
The wood is starting to burn.
Terwijl
Ik luister naar muziek terwijl ik werk.
sākt mācīties
while
I listen to music while I work.
Uitbreken
De brand brak uit in de keuken.
sākt mācīties
to break out
The fire broke out in the kitchen.
Duidelijk
Hoe het is ontstaan is niet duidelijk.
sākt mācīties
Clearly
How it started is not clear.
Ontstaan
Problemen kunnen ontstaan door miscommunicatie.
sākt mācīties
to arise/originate
Problems can arise from miscommunication.
Duidelijk
Het is duidelijk dat hij moe is.
sākt mācīties
clear
It is clear that he is tired.
Doorgaan
Het feest zal ondanks de regen doorgaan.
sākt mācīties
to continue
The party will go on despite the rain.
Ik ga door
Ik ga door met werken na de pauze.
sākt mācīties
I will go on
I will go on working after the break.
Gewoon
Ik wil gewoon even rusten.
sākt mācīties
just/simply
I just want to rest.
Geraakt
Hij is geraakt bij het ongeluk.
sākt mācīties
injured
He was injured in the accident.
Duren
De vergadering zal twee uur duren.
sākt mācīties
to last
The meeting will last two hours.
Zo’n
Ik heb nog nooit zo’n mooie auto gezien.
sākt mācīties
such/a/an
I have never seen such a beautiful car.
De bus komt om 17u. aan
De bus komt om 17u. aan.
sākt mācīties
The bus arrives at 17:00
The bus arrives at 17:00.
Doe het licht aan!
Turn on the light
Doe het licht aan
sākt mācīties
Turn on the light!
please!
alsjeblieft!
AUB
Can you help me
Kunt u mij helpen
sākt mācīties
please
please?
AUB?
Lisa wast de borden af
Lisa wast de borden af na het eten.
sākt mācīties
Lisa washes the dishes
Lisa washes the dishes after eating.
Binnenkomen
Je moet kloppen voor je binnenkomt.
sākt mācīties
to enter
You have to knock before entering.
Kom maar binnen!
Kom maar binnen en neem plaats.
sākt mācīties
Come on in!
Come on in and take a seat.
Oversteken
Ik steek de straat over bij het zebrapad.
sākt mācīties
to cross
I cross the street at the crosswalk.
Koffiezetten
Ik ga koffiezetten met het filterapparaat.
sākt mācīties
to make coffee
I’m going to make coffee with the filter machine.
De afwasmachine
De afwasmachine is kapot.
sākt mācīties
the dishwasher
The dishwasher is broken.
Overschrijven
Je moet deze tekst overschrijven.
sākt mācīties
to copy/transfer
You have to copy this text.
Invullen
Gelieve het formulier in te vullen.
sākt mācīties
to fill in
Please fill in the form.
De leerling
De leerling maakt zijn huiswerk.
sākt mācīties
the student
The student is doing his homework.
Nadenken
Ik moet even nadenken over dat voorstel.
sākt mācīties
to think about
I need to think about that proposal.
Ik moet erover nadenken
Ik moet erover nadenken voor ik beslis.
sākt mācīties
I have to think about it
I have to think about it before I decide.
Het koffiezetapparaat
Het koffiezetapparaat is nieuw.
sākt mācīties
the coffee machine
The coffee machine is new.
Ik ben op het werkveld
Ik ben op het werkveld om gegevens te verzamelen.
sākt mācīties
I am in the field
I am in the field to collect data.

Lai ievietotu komentāru, jums jāpiesakās.