→ People - De Personen → Sāciet mācīties / Lejupielādēt MP3 flashcards

jautājums		atbilde
I I am Adam. sākt mācīties		ik Ik ben Adam.
you 2nd person singular Who are you? sākt mācīties		jij or: "je" (unemphatic form) Wie ben jij?
he Who is he? sākt mācīties		hij Wie is hij?
she She is my sister. sākt mācīties		zij or: "ze" (unemphatic form) Zij is mijn zuster.
this This is very interesting. sākt mācīties		het or: "dit", "deze" Het is heel interessant.
you (in formal situations) Where are you from, Madame? sākt mācīties		u formal Mevrouw, waar komt u vandaan?
we We are hungry. sākt mācīties		wij or: "we" (unemphatic form) Wij hebben honger.
you 2nd person plural What are you interested in? sākt mācīties		jullie Waarin zijn jullie geïnteresseerd?
they They are our friends. sākt mācīties		zij or: "ze" (unemphatic form) Zij zijn onze vrienden.
my This is my room. sākt mācīties		mijn Dit is mijn kamer.
your 2nd person singular Where is your bag? sākt mācīties		jouw for 2nd person plural: "jullie" Waar is jouw handtas?
his His name is David. sākt mācīties		zijn Zijn naam is Dawid.
her I like her shoes. sākt mācīties		haar Ik vind haar schoenen mooi.
person I'd like to book a table for two persons. sākt mācīties		de persoon Ik wil graag een tafel reserveren voor twee personen.
people How many people use computers? sākt mācīties		mensen Hoeveel mensen gebruiken de computers?
friend This is my friend, Maarten. sākt mācīties		de vriend Dit is mijn vriend, Maarten.
wife This is my wife, Julia. sākt mācīties		de vrouw Dit is mijn vrouw, Julia.
husband He is my husband. sākt mācīties		de man Hij is mijn man.
brother Do you have a brother? sākt mācīties		de broer Heb je een broer?
sister Where is your sister? sākt mācīties		de zuster Waar is jouw zuster?
child How old is your child? sākt mācīties		het kind Hoe oud is jouw kind?
son My son is already 18 years old. sākt mācīties		de zoon Mijn zoon is al 18 jaar oud.
daughter I've got two daughters as well. sākt mācīties		de dochter Ik heb ook twee dochters.
mother My mother is a teacher. sākt mācīties		de moeder Mijn moeder is lerares.
father My father works as a taxi driver. sākt mācīties		de vader Mijn vader werkt als taxichauffeur.
boyfriend Sorry, I've got a boyfriend. sākt mācīties		de vriend Sorry, ik heb een vriend.
girlfriend My girlfriend is the most beautiful girl in the world. sākt mācīties		de vriendin Mijn vriendin is het mooiste meisje ter wereld.
man Do you know that man? sākt mācīties		de man Ken je die man?
woman This woman is married. sākt mācīties		de vrouw Deze vrouw is getrouwd.

People - De personen

Lai ievietotu komentāru, jums jāpiesakās.

vairāk