→ Redemittel Kapitel 7 → Sāciet mācīties / Lejupielādēt MP3 flashcards

jautājums		atbilde
Ik ben blij dat het weer beter met je gaat. sākt mācīties		Ich bin froh, dass es dir wieder besser geht.
Dat is jammer. sākt mācīties		Das ist schade.
Dat spijt me. sākt mācīties		Das tut mir Leid.
Dat is nogal stom. sākt mācīties		Das ist aber blöd.
Dat kan me niet schelen. sākt mācīties		Das ist mir egal.
Ik heb kiespijn. sākt mācīties		Ich habe Zahnschmerzen.
Wat is er aan de hand? sākt mācīties		Was ist los?
Zij is altijd heel moe. sākt mācīties		Sie ist immer sehr müde.
Ben je ziek. sākt mācīties		Bist du krank?
Waar heb je pijn? sākt mācīties		Wo hast du Schmerzen?
Lust jij thee? Nee, dat lust ik niet. sākt mācīties		Magst du Tee? Nein, das schmeckt mir nicht.
Ik vind de dokter heel aardig. sākt mācīties		Ich finde den Arzt sehr nett.
Neem jij vaak hoofdpijn tabletten. sākt mācīties		Nimmst du oft Kopfschmerztabletten.
Voel je je misselijk? Ik ben duizelig. sākt mācīties		Fühlst du dich schlecht? Mir ist schwindlig.
Ik heb koorts. sākt mācīties		Ich habe Fieber.
ik ben verkouden. sākt mācīties		Ich bin erkältet.
Het gaat beroerd met mij. sākt mācīties		Es geht mir mies.
Mijn hoofd doet pijn. sākt mācīties		Mein Kopf tut weh.
Ik ben misselijk. sākt mācīties		Mir ist übel.
Neem een tablet. sākt mācīties		Nimm eine Tablette.
Eet veel fruit en drink veel water. sākt mācīties		Iss viel Obst und trink viel Wasser.
Ga veel wandelen. sākt mācīties		Geh viel spazieren.
ik moet naar de dokter gaan. sākt mācīties		Ich muss zum Arzt gehen.
Helaas kan ik niet naar het feest komen sākt mācīties		Leider kann ich nicht zur Party kommen.
Hopelijk heb ik morgen geen keelpijn meer. sākt mācīties		Hoffentlich habe ich morgen keine Halsschmerzen mehr.
Mijn moeder is naar de apotheek gegaan. sākt mācīties		Meine Mutter is in die Apotheke gegangen.
Hoe lang ben je? sākt mācīties		Wie groß bist du?
Meneer Blasic is 1.80m lang. sākt mācīties		Herr Blasic ist 1.80 m. groß.
Het zou helemaal te gek zijn als ik zou afvallen. sākt mācīties		Es wäre richtig super, wenn ich abnehmen würde.
Het belangrijkste is dat je er plezier aan hebt. sākt mācīties		Das Wichtigste ist, dass du Spaß daran hast.
Denk er eens over na om vegetariër te worden. sākt mācīties		Überleg es dir mal, Vegetarier zu werden.
Sport is niet mijn ding. sākt mācīties		Sport ist nicht mein Ding.
Is er bij jullie ook een sportschool? sākt mācīties		Gibt es bei euch auch ein Fitness-Studio?
Twee keer per week ga ik naar de sauna. sākt mācīties		Zwei Mal pro Woche gehe ich in die Sauna.
Ik ga met de fiets naar school. sākt mācīties		Ich fahre mit dem Fahrrad in die Schule.
Hoe laat ga je naar bed? sākt mācīties		Wie spät gehst du ins Bett?
Hij is er vandaag niet. Hij ligt in bed. sākt mācīties		Er ist heute nicht da. Er liegt im Bett.
Hoe vaak ben je ziek? sākt mācīties		Wie oft bist du krank?
Hoeveel weeg je? sākt mācīties		Wie viel wiegen Sie?
Ik weeg op het moment 60 kg. sākt mācīties		Ich wiege zur Zeit 60 kg.
Welke sport doe je? sākt mācīties		Welchen Sport treibst du?
Ik doe sinds een jaar fitness. sākt mācīties		Ich mache seit einem Jahr Fitness.
Wat eet je bij het ontbijt? sākt mācīties		Was isst du zum Frühstück?
Ik eet fruit. sākt mācīties		Ich esse Obst.
Helaas is er geen ontbijt in het hotel. sākt mācīties		Leider gibt es kein Frühstück im Hotel.
Ik rook niet. sākt mācīties		Ich rauche nicht.
Gemiddeld een keer per maand heb ik hoofdpijn. sākt mācīties		Durchschnittlich einmal im Monat habe ich Kopfschmerzen.

Redemittel Kapitel 7

Lai ievietotu komentāru, jums jāpiesakās.

vairāk